Karmapunten

Ik lach altijd naar voorbijgangers (al is het af en toe moeilijk om niet creepy over te komen). Ik zag altijd dankjewel als iemand de deur voor me openhoudt. Én ik zeg altijd goedemorgen tegen de conducteur. (ook al heb ik een ochtendhumeur van hier tot Tokio). Als ik het op kan brengen lach ik dan er ook nog eens bij. Op maandag is dat standaard als een boer met kiespijn. Charming! Not. Maar ik hoop zo karmapunten te scoren. Bovendien word ik altijd een stuk vrolijker als iemand dankjewel zegt als ik drie kwartier lang de deur voor iemand open hou, omdat ik de snelheid van de persoon verkeerd heb ingeschat. Again, hier probeer ik wéér niet creepy over te komen.

Als het om vreemden gaat, probeer ik ook niet awkward over te komen. Want dat ben ik nogal. Als ik bijna tegen iemand aanrij en diegene: “Oh, bijna-botsing!” roept, zeg ik: “Hahaha, shit, het was eigenlijk mijn bedoeling je echt aan te rijden.” Ik ben zo’n persoon. Achteraf snap ik wel dat het geen grappig grapje is. Obvs.

Als ik me onder het afdakje op de tramhalte prop, omdat ik niet van regen hou (behalve als ik binnen achter een raam zit met een grote kop thee, duh), de mevrouw naast me ‘juist’ roept, en ik vrolijk terug kwebbel… Dan blijkt natuurlijk dat die vrouw gewoon een gesprek via de telefoon aan het voeren was. Ok, doei. Ja. Zo’n persoon ben ik dus. Moraal van het verhaal: wees gewoon lekker awkward en creepy. Is een stuk leuker om jezelf te zijn, dan maar chagrijnig voor je uit te blijven staren. Hopelijk kunnen we dan, ergens in de toekomst, al die karmapunten inleveren.