Nu het volgende weekend is aangekomen en ik terugkijk op vorig weekend, ben ik alweer vergeten dat ik door al dat gras (lees: mijn hooikoorts) een hele vuilniszak met tissues heb volgesnoten. Ik ben alweer vergeten dat ik met een nat onderbroekje bij Justin Bieber stond – niet om Justin zelf, want dat was dus best wel een lul. Maar omdat het met bakken uit de hemel kwam. En ik in mijn poncho op een bankje zat en vergeten was ‘m onder mijn dikke reet te schuiven. Ik ben alweer vergeten dat ik door mijn kantoorbaan aan het einde van de dag bijna niet meer op mijn voeten kon staan.
Smartphones en gemene meneren
Ik ben ook alweer vergeten dat het publiek bij sommige acts net zo goed dood had kunnen zijn, behalve als er een hitje kwam die ze kenden. Dan zongen ze mee en kon je het podium niet meer zien door alle opgeheven telefoons, zodat ze op Snapchat konden bewijzen dat ze het toch echt leuk hadden. Ik ben ook alweer vergeten dat Passenger vroeg of we mee konden zingen: “Het hoeft niet mooi te zijn, als het maar luid is.” En dat ik dat toen deed en de meneer voor me zich omdraaide en riep: “Het is vooral luid hè.” Bijna vergeten dan. Ergens hoopte ik toch nog dat ik de nieuwe Beyoncé zou worden. Droom verpletterd.
Poepspetters en tuinbroekjes
Alhoewel je altijd denkt dat die beelden voorgoed op je netvlies gebrand zullen staan, ben ik toch ook alweer bijna de poepspetters in vieze dixie’s vergeten. Ik weet zeker dat ik die geur sowieso ben vergeten als de kaartjes weer in de verkoop gaan. Ik heb de chicks niet onthouden die er in onpraktische outfits bijliepen, alsof ze bij een modeshow zijn, in plaats van een festival. Ik ben ook alweer vergeten dat ikzelf ook in een onpraktisch tuinbroekje liep, waardoor ik zo ongeveer een exacte kopie was van duizenden andere meisjes daar.
Wat was het mooi
Als ik nu terugkijk op vorig weekend, denk ik alleen aan de biertjes in de zon. Aan hoe het hele veld ‘Brabant’ van Guus Meeuwis meezong en de confetti in mijn haar aan het einde van zijn optreden. Ik denk aan het 11-jarige jochie dat bij Green Day op het podium gitaar mocht komen spelen. Hoe hij huilde toen hij de gitaar mocht houden en hoe iedereen daar hem wilde adopteren. De kou ’s nachts ben ik alweer vergeten, maar niet dat Daan mij zijn trui gaf, we tegen elkaar aan lagen in het naar zweetvoeten-stinkende tentje en hij ‘ik hou van je’ fluisterde. Ik ben het dansen en meezingen niet vergeten, net zoals ik heb onthouden hoe we ons volpropten met eten en geen ene fuck gaven om de kilo’s die we vast aan zouden komen.
Ik herinner me vooral aan dat weekend hoe ik daar in de mensenmassa even mijn zorgen van het dagelijks leven kon vergeten. Dat kwam woensdag wel weer.