Ik weet dat er mensen zijn die naar de kapper gaan heerlijk vinden. En ja, ik moet toegeven dat je haar laten wassen door een vreemde verrassend rustgevend is. Toch vindt mijn sociaal ongemakkelijke zelf dat de negatieve aspecten van het kappersbezoek het winnen van die twee minuten heerlijkheid. Zeker als de kapster de kraan in eerste instantie zo heet zet dat je hoofdhuid wegbrandt. Mijn kappersbezoeken gaan namelijk altijd zo:
Terwijl de kapster me voor de zoveelste keer vraagt of ik mijn kin omhoog of omlaag wil houden, staar ik mezelf aan in de spiegel. Ik vraag me af of ik niet wéér ben aangekomen sinds de vorige keer dat ik naar de kapper ben geweest. Ik word bij de kapper altijd erg geconfronteerd met mijn onderkin. Kijk, als je per ongeluk je camera opent op de selfie stand, kun je je camera zo snel mogelijk wegklikken en tegen jezelf liegen dat je die joekel niet hebt gezien. Nu moet je ‘m dertig minuten lang proberen te vermijden.
Ik probeer niet al te veel te bewegen. Mede door dat scherpe ding dat gevaarlijk dicht bij mijn oor rondzwaait. Maar vooral ook omdat ik nog steeds trauma’s heb van de keren dat mijn vader het vroeger knipte en mijn moeder dan met haar handen voor haar ogen “NIET TE KORT!” stond te schreeuwen. Ik kijk verlangend naar het steeds kouder wordende kopje thee. Zou er een klant zijn die het wél voor elkaar krijgt die op te drinken, en niet aan het einde een koude kop thee moet atten? We hebben per slot van rekening een cape om waar Batman nog jaloers op is.
Ik houd elke keer mijn adem in als de kapster mijn haar weer een beetje korter knipt. Tegelijkertijd probeer ik haar vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Ze is onwijs geïnteresseerd in mijn liefdesleven en in mijn werk. Ik vraag me af of kappers expres zo veel praten om je af te leiden van het feit dat ze je haar veel te kort knippen. Als ze zo gaat vragen wat de naam van mijn eerste huisdier was, weet ik dat de kapster een side hustle heeft. Maar in plaats van die vraag, vallen er nu juist stiltes. Ik probeer krampachtig een vraag te bedenken die ik aan haar kan stellen, maar terwijl de vrouw in de stoel naast me maar enthousiast door blijft tetteren over haar vakantie, kom ik niet verder dan: “En wat doe jij voor werk?”
De kapster pakt er een spiegel bij en laat glimlachend de achterkant zien: “Is het goed zo?” Ik knik, maar stiekem denk ik dat die trut mijn haar één millimeter te kort heeft geknipt.